Thursday, June 06, 2002

In de markt.... als onzichtbare ober.

Op het risico af van ijdelheid beticht te worden (wat is een weblog anders....?) hierbij de inhoud van het artikel dat in het juni-nummer van het ABN AMRO blad in de Markt is genoteerd (p 18-19). Hulde aan fotograaf, redacteur en redactie.



De onzichtbare ober



Creditcards, chipknip, internet-bankieren, flappentap – welkom in de wereld van het betalingsverkeer. Uw gids: Simon Lelieveldt, zelfstandig consultant. Lelieveldt vindt dat banken meer openheid zouden moeten betrachten als het gaat om hun betalingsverkeer. ‘De oren zitten een beetje dicht.'



Betalen is niet leuk. Betalen is feitelijk niets meer dan de laatste hobbel tussen iets willen en iets krijgen, zegt Simon Lelieveldt, en daarom willen we er maar zo snel mogelijk vanaf zijn. Banken roepen al jaren dat ze zelf geld toeleggen op het betalingsverkeer van hun klanten, maar volgens Lelieveldt is dat niet waar. ‘Banken vinden retailklanten van oudsher niet leuk, het is veel stoerder om grote zakelijke deals te sluiten, maar ze kunnen het geld van die retailklant natuurlijk wel goed gebruiken om mee te handelen. Aan de ene kant verdienen ze aan de debetrente, en tegelijkertijd lenen ze jóuw saldo tegen rentepercentage X weer aan derden uit. Nee, het betalingsverkeer is voor banken geen vetpot, maar wèl winstgevend.’



Dat valt in de praktijk evenwel moeilijk te controleren. Banken zijn nogal terughoudend met cijfers over hun betalingsverkeer, schreef Lelieveldt al eens in Het Financieele Dagblad. Dat heeft er in de praktijk al toe geleid dat de Europese Commissie zich ermee gaat bemoeien: de tarieven van binnen- èn buitenlands betalingsverkeer moeten van ‘Brussel’ gelijkgetrokken worden. ‘Dat hebben de banken vooral aan zichzelf te danken. Is het een schande om openlijk te zeggen dat je aan het betalingsverkeer verdient? Door geen open kaart te spelen, krijg je een slecht imago. Dat draagt ertoe bij dat de klant negatief over zijn eigen bank gaat denken.’



Vast

Lelieveldt, van huis bedrijfskundig ingenieur, werkte zes jaar voor Postbank en zes jaar voor De Nederlandsche Bank. Tegenwoordig verzorgt hij trainingen en workshops, en doet hij onderzoek naar verschillende aspecten van betalingsverkeer, onder andere in opdracht van de Europese Commissie. Verder is hij aan de Vrije Universiteit van Amsterdam bezig met een

promotieonderzoek naar (de geschiedenis van) concurrentie in het Nederlands betalingsverkeer. Hoewel het onderzoek momenteel een beetje op een laag pitje staat (zijn consultancy vraagt óók tijd), is Lelieveldt er inmiddels al achter dat banken vrij star naar betalingsverkeer kijken.



‘Ze zitten vast in hun eigen cultuur. Daardoor zijn ze tot op zekere hoogte bedrijfsblind – en voorspelbaar – geworden. En omdat ze zo in hun rol vastzitten, luisteren bankbestuurders niet altijd even objectief meer naar bezwaren. Dat is interessant om te zien. Als ondernemers bijvoorbeeld klagen dat pinnen “te duur” is, kun je als bank voor die discussie weglopen, maar volgens mij is het wél zo. Als betalingsverkeer winstgevend is, zou je van die winst ook de tarieven wat kunnen verlagen. Maar een inhoudelijke discussie over pintarieven blijkt “onmogelijk”. De oren zitten een beetje dicht.’



Vereniging

Als de banken zich zo blijven verschansen, is het onvermijdelijk dat de politiek zich steeds meer met ze gaat bemoeien, verwacht Lelieveldt. Onderwerpen als nummerportabiliteit en toegang tot betaalsystemen zullen niet ongemerkt aan Den Haag (en Brussel) voorbijgaan. Zelf is Lelieveldt betrokken bij de oprichting van een vereniging voor niet-bancaire partijen die (semi-) bancair actief zijn. Daarbij valt te denken aan de ArenA-card, de OHRA-card en telecom-operators die prepaid-cards in omloop brengen. ‘De volgende stap is: een mobieltje met je portemonnee erop. Die aanbieders vormen een aparte sector, die óók z’n stem zal willen laten horen als het om betalingsverkeer gaat. Vandaar de vereniging.’



Lelieveldt gelooft dat de concurrentie op het vlak van betalingsverkeer - historisch gezien - minder is geworden. Vroeger had je de Postbank, die in verband met zijn brede missie – gratis betalingsverkeer voor iedereen – de kúnst van het betalingsverkeer tot in de perfectie had ontwikkeld. Nu de Postbank geprivatiseerd is, en je ook voor een Giropas gewoon moet betalen, is de Postbank feitelijk meer bij ‘de rest’ gaan horen. En de Chipper heeft het óók al afgelegd tegen de Chipknip. ‘Concurrentie is er vooral nog in de producten. Je ziet bijvoorbeeld dat de software-pakketten voor thuisbankieren bij alle banken van elkaar verschillen: ieder z’n eigen variant.’



Alles naar wens?

Verder is het betalingsverkeer een moeilijk terrein om je mee te onderscheiden, denkt Lelieveldt. Het kán wel, maar dan moet je het niet zoeken in ‘toeters en bellen’, zegt hij. ‘Betalingsverkeer is als een onzichtbare ober in een restaurant. Je wilt

gewoon een prettige avond hebben, lekker eten, en pas na afloop herinner je je dat er ook nog een attente ober was die zorgde dat alles naar wens verliep. Hij is je niet opgevallen, zodat je volop kon genieten van het gezelschap en het eten, maar hij wás er wel voor je. In die sfeer zit het betalingsverkeer ook: je kunt je onderscheiden door de snelheid van betalen, of door klachten over het betalingsverkeer snel en goed op te lossen. Maar in het ene geval moet je jezelf ‘onzichtbaar’ maken en in het andere geval moet er dus eerst iets fout gaan. Heel paradoxaal, eigenlijk.”