Steffen Heij, staffunctionaris bij het Economisch Bureau ING fungeert sinds deze zaterdag als wegvoorbereider voor tarifering van het betalingsverkeer. In een stuk in het FD concludeert hij dat betalingsverkeer een toegevoegde waarde heeft en dat er een prijs voor gevraagd mag worden. En alhoewel op persoonlijke titel geschreven, moeten we aannemen dat de bazen van ING deze tekst goed uitkomt, zo niet deze tekst zelf gedicteerd hebben.
Opmerkelijk is in dit verband wel dat de Nederlandse banken niet hebben besloten om per 1 juli 2002 het gastgebruik geldautomaten te tariferen. In lijn met het betoog van Heij en de bedrijfseconomische ratio zou dat toch voor de hand liggen. Ook het feit dat niet vroegtijdig is aangekondigd dat vanaf 1 juli 2002 alle pinbetalingen gratis zouden worden, impliceerde invoering van dergelijke tarieven. En toch gebeurde dit op het laatste moment niet. Kennelijk staat iets de banken in de weg om hun eigen theorie ook in de praktijk te brengen.
Kijken we naar de geschiedenis van de concurrentie in het betalingsverkeer, dan kan het niet anders dan dat het onderlinge marktgedrag van grote bancaire spelers de reden is van de uitgebleven tariefstelling. Men heeft zich in de sector al vaker aan het onderwerp gebrand en de banken hebben hierdoor vermoedelijk koudwatervrees opgelopen. Men wil of met zijn allen onder de koude douche van externe negatieve publiciteit, maar niet volgtijdelijk. Vermoed moet worden dat één van de banken de tarifering niet of later wilde inzetten, hetgeen alle banken ertoe bracht om de voorgenomen tarifering af te blazen.
Tja, zo schiet het niet op natuurlijk. We kunnen uit het ongerijmde dus concluderen dat het voor de winstgevendheid in het betalingsverkeer kennelijk inderdaad niet noodzakelijk is om tarieven in te voeren. De praktijk is dus weerbarstiger dan de theorie.